Historie

van de St. Servatiuskerk Nunhem

Door de jaren heen...

De St. Servatiuskerk te Nunhem gezien vanuit het Zuidoosten. De kerk zelf is Oost-Noord-Oost gericht.

De toren van de Nunhemse kerk is een Romaanse dorpstoren, die eigenlijk een westwerk in het klein is, die uit de 13e/14e eeuw stamt, en waarin later een ingang is aangebracht.

Deze kerk van St. Servatius verschijnt voor de eerste maal in de geschreven geschiedenis op kerstavond van het jaar 1224. Dan schenken Dirk van Altena en zijn vrouw Ymaina het patronaat en personaat van deze kerk aan de Norbertijnen-abdij van Averbode.

Schip en priesterkoor werden in 1893 herbouwd door de in Hilversum woonachtige en in Nunhem geboren aannemer Jean van Groenendael.

BOUWGESCHIEDENIS

De huidige Nunhemse parochiekerk (schip en priesterkoor) werd in het jaar 1893 gebouwd door de in Hilversum woonachtige en in Nunhem geboren aannemer Jean van Groenendael. De eerste steenlegging was op 21 juni 1893 door deken Corten van Roermond; hij deed ook de inzegening van de kerk op 30 oktober 1893. De plechtige kerkwijding vond op 29 oktober 1894 plaats door bisschop Boermans van Roermond.

Jean van Groenendael (1835-1912) bouwmeester en stichter van de kerk van Nunhem in 1893.Joannes van Groenendael werd op 1 januari 1835 in Nunhem geboren en overleed op 6 maart 1912 te Hilversum. Hij werd in Nunhem begraven op 11 maart 1912 (vooraan rechts gezien vanuit de huidige Kerkstraat). Zijn echtgenote was Anna Maria Klinkenberg, geboren op 7 februari 1831 te Schimmert en overleden op 29 november 1917 te Ginniken. Zij werd in Nunhem begraven op 4 december 1917 naast haar echtgenoot. Het opstaande deel van het graf van Van Groenendael-Klinkenberg werd onder het pastoraat van Frans Neuss (1953-1974) verwijderd vanwege de bouw van een nieuwe kerkhofmuur; de plakette op die opstand met de afbeelding van de bouwmeester van de kerk, kreeg een plaats in het torenportaal van de kerk aan de rechterkant.

Het oude kerkje van Nunhem vòòr 1893

Pastoor Petrus Stassen, bouwpastoor in 1893/94, schrijft dat het oude kerkje van Nunhem werd beschouwd als een van de eerste christen-kerken “welke onze voorouders in deze streken hadden daar gesteld. Het is moeilijk te zeggen uit welke tijd zij dagtekent. De toren die uit mergelblokken is opgetrokken, is waarschijnlijk van de 12e eeuw. Het Romaanse priesterkoor, hoewel misvormd en bijna onkenbaar gemaakt, vertoonde nog goede vormen uit de 14e eeuw. De kerk zelf was van vroegere tijd. Volgens inhakkingen in de toren was zij herbouwd, waarschijnlijk bij het aanbouwen of hernieuwen van het priesterkoor, toen zij vergroot en zeker verhoogd werd en met gotische gewelven overspannen. Deze gewelven werden in 1777 weggenomen, oordelende dat de muren en conbiforten de last op den duur niet konden dragen en werd een plat plafond aangebracht”. Dit laatste gebeurde onder proost Gasparus Verellen van Keiserbos (1762-1794), tevens patronaats- en personaatsheer van de Nunhemse kerk.

Nieuwbouwplannen 1880-1890

In de verslagen van de vergaderingen van de kerkfabriek in de periode 1880-1890 leest men dat herbouw van de kerk dikwijls op de agenda stond. Het priesterkoor zou men graag behouden hebben vanwege zijn oudheid en tussen koor en toren wilde men een nieuw en breder schip aanbrengen. Daartegen kwam nogal wat bezwaar van de kant van Van Groenendael. Deze stelde dat dan de goede proporties zowel in lengte als in breedte nooit verkregen zouden kunnen worden.

Ooggetuigen van toen hebben schrijvers dezes verteld dat de achterkant van het toenmalig priesterkoor reikte tot aan de plaats van de huidige communiebank, terwijl een voorstelling van de breedte verkregen kan worden door het middenpad met de helft te verkleinen en de huidige kerkbanken tot aan de muren van het schip te plaatsen.

Bouwpastoor Stassen schrijft: “Alles goed beschouwd en berekend, werd in 1892 door de heer J. van Groenendael, aannemer te Hilversum en geboren te Nunhem, besloten onder goedkeuring van het kerkbestuur tot het bouwen van een nieuwe kerk met priesterkoor. Alleen de toren zou blijven staan en enkel in het portaal zou een verandering worden aangebracht in evenredigheid met de kerk. Plan en bestek werden opgemaakt door den heer Hubert van Groenendael, zoon. Ik zeide zo even door de heer J. van Groenendael werd besloten tot het bouwen ener nieuwe kerk. Hij was het die de kerk bouwde en verreweg voor het grootste gedeelte bekostigde. De kerk kon hiertoe niets bijdragen en heeft ook niets bijgedragen. Door de provincie werd aan de kerkfabriek een subsidie van 1000 guldens verstrekt, de heer Storms, burgemeester schonk 800 francs, terwijl nog andere kleine geschenken werden gedaan voor de bouw van de kerk”.

Kerk-afbraak

“In het jaar 1893 op 15 mei, kermismaandag in Nunhem, werd begonnen met het afbreken van het oude kerkje en veertien dagen daarna was het geheel en al gesloopt, het puin verwijderd en de fundamenten voor de nieuwe kerk gegraven, dankzij de goede hulp der ingezetenen”, aldus pastoor Stassen.

Bouw en eerste steenlegging

“Op 3 juni 1893, zijnde een zaterdag, werd een begin gemaakt met het metselen. Tegen twee uren werd in alle stilte de eerste steen gelegd door pastoor Stassen. De plechtige eerste steenlegging had plaats op 21 juni om 4 uren als het metselwerk reeds een meter boven de grond was gevorderd. De hoogeerwaarde deken van Roermond, P.Corten, kwam de plechtigheid verrichten, bijgestaan door de heren geestelijkheid van Neer, Haelen en Buggenum. Nadat de hoogeerwaarde deken de eerste steen had gelegd, kwam de beurt aan de heer pastoor der parochie en de andere eerwaarde heren, vervolgens aan de heer J.van Groenendael, stichter der kerk Nunhem. Na hem kwam de heer burgemeester Storms en de familieleden en anderen ingezetenen en vreemdelingen”, aldus bouwpastoor Stassen.

De inscriptie op de marmeren steen achter het hoogaltaar in de muur luidt: ME POSUIT P.CORTEN DECANUS et PAROCHUS RURAEMUNDENSIS MDCCCVIIC (21 juni 1893). Van pastoor Stassen weten we dat in die steen een perkament is ingesloten waarop vermeld staat: jaar, maand en dag van de eerste steenlegging, de regerende paus, koningin, bisschop, deken, pastoor der parochie, burgemeester, architekt en kerkmeesters.

Kerk-inzegening

Bouwpastoor Stassen schrijft: “Op de 30e oktober 1893 werd de nieuwe kerk door de heer deken Korten te Roermond plechtig ingezegend. Op 1 november, het feest van Allerheiligen, werd de eerste heilige mis in de nieuwe kerk den Heren opgedragen tot dankzegging voor de vele grote gunsten van Hem ontvangen. Geen ongelukken waren bij de bouw der kerk gebeurd. De kerk was nu klaar, maar van binnen was nog alles armoedig. Vanzelf rees nu de vraag, wanneer zullen wij nu de kerk van binnen in orde krijgen. Middelen zoals gezegd waren er niet. Het moest alles komen van edelmoedige zielen. Maar Hij die de zijnen niet verlaat is het dichtst nabij als de nood het hoogste is. In zijne goedheid en voorzienigheid wist Hij de liefde voor zijn huis in edele harten te doen ontvlammen”.

Afwerking kerk-interieur

“Van waar het niet verwacht werd kwam het opdraven, Mej. Berte Beerenbroeck, rentenierster te Roermond, zuster van mevrouw Storms, schonk de retables van het hoofdaltaar en van de twee zijaltaren, ook de communiebank. Op haar kosten liet zij het koor en de sacristie, de kerk en de doopkapel polychromeren, tevens bezorgde zij de versierselen voor altaren, koor en sacristie. De drie hoofdvensters op het koor werden geschonken door Mej. Beerenbroeck, Mej.Jeuken en Joachim Franssen. De andere twee vensters van het koor ten Westen door de heer pastoor, de vensters in de kerk door verschillende personen zoals eronder vermeld staat, de mensa en de treden van het hoofdaltaar, de vloer van het koor en de kerk werden nog gegeven door de heer van Groenendael, die ook nog de hoofdingang en het portaal voor zijn aandeel liet herstellen”.

Hoogfeest van Kerkwijding St. Servatiuskerk op 29 oktober

“Nu was de kerk van binnen ook heerlijk uitgedost en afgewerkt en kon tot plechtige consecratie worden overgegaan. Dat geschiede op de 29ste oktober 1894 door mgr. Boermans, bisschop van Roermond. De relikwieen die in een loden doosje van de mensa van het hoofdaltaar werden ingesloten zijn van de martelaren Desiderius en Olympius”. Tot zover de tekst van pastoor Stassen.

Hoe kunnen we u helpen?

Heeft u vragen, opmerkingen of wilt u meer informatie over een specifiek onderwerp? Neem dan contact met ons op.